• 31/10/2013
  • |     BB

De plannen van Elia in de Belgische offshore

Offshore windenergie zal in de toekomst een erg belangrijke rol in de elektriciteitsvoorziening spelen. In België dient het transport- en distributienetwerk aangepast te worden.

Trefwoorden: #Elia, #Nemo-project, #offshore, #offshore windenergie, #windenergie

Lees verder

ee_art

Download het artikel in

ENGINEERINGNET.BE -- Hoogspanningsnetbeheerder Elia wil de nodige infrastructuur bouwen om de energie van de offshore netten aan land te krijgen. In 2012 werd hiervoor de nodige wettelijke basis ingeschreven in de elektriciteitswet.

De geschatte investering om het offshore netwerk te realiseren bedraagt 600 miljoen euro. «Elektriciteitsvoorziening wordt in de toekomst een Europees gebeuren. En het is van uitermate groot belang dat België klaar is om op deze verandering in te spelen», zo stellen Frank Vandenberghe, Chief Officer Energy & System Management en Ilse Tant, Project Director, beiden van Elia.

De offshore projecten van Elia zijn ambitieus. Eerst en vooral voorziet Elia de bouw van twee hoogspanningsstations in de Noordzee. Het gaat om elektrische knooppunten die met elkaar en de kust zullen verbonden worden en waarop vier van de zeven concessionarissen in zee (namelijk Norther, Rentel, Mermaid en Seastar) zullen worden aangesloten.

Frank Vandenberghe: «Omdat de concessies niet elk zelf kabels naar het vasteland moeten trekken, zal deze oplossing toelaten om op een economische manier elektriciteit te verdelen. Bovendien ontstaat er op die manier een zekere redundantie. Als één lijn uitvalt, zal de energie automatisch via een andere lijn naar land worden getransporteerd. Tenslotte vormen de hoogspanningsstations ook de uitvalsbasis voor toekomstige internationalisering. Want ze kunnen later niet alleen met de Belgische, maar eveneens met andere Noordzeekusten worden verbonden.»

Belgian Offshore Grid
Dit Belgian Offshore Grid (in het kort BOG) zal in de periode 2016-2017 worden gebouwd, op het moment dat de vier concessionarissen actief worden. Echter, dit netwerk in zee en de productie van windenergie kan maar operationeel worden indien de geproduceerde energie ook naar het binnenland kan getransporteerd worden. Dit gebeurt via het belangrijke Stevin-project. Dit project omvat de bouw van een nieuw hoogspanningsstation in Zeebrugge en de aanleg van een dubbele hoogspanningsverbinding over 45 km tussen Zomergem-Eeklo-Maldegem-Damme-Brugge-Zeebrugge.

Het huidig netwerk kent zijn beperkingen qua elektriciteitstransport en -afname. Dit komt door de reeds bestaande lokale hernieuwbare energiebronnen, de offshore concessies die al operationeel zijn maar vooral door het gebrek aan transmissielijnen op 380 kV.

Ilse Tant: «De versterking van het net en de bouw van een nieuw hoogspanningsstation is niet alleen essentieel voor de aansluiting van de offshore windmolenparken en dus het bereiken van de doelstellingen voor België en Europa inzake de productie van hernieuwbare energie, maar ook voor de economische ontwikkeling van de provincie West-Vlaanderen en de zeehaven. Deze hoogspanningsverbinding zorgt bovendien ook voor het transport van elektriciteit tussen Engeland en het Belgische binnenland en speelt een belangrijke rol in de bevoorradingszekerheid van het land.

Ondanks het grote belang van het project, is er toch op verschillende plaatsen lokale weerstand. Elia probeert aan de bezorgdheid van de bewoners tegemoet te komen door te zorgen voor een optimale inplanting van de verbinding en een aantal milderende maatregelen zoals het voorzien van groenschermen, de integratie van bouwwerken in de omgeving en het vergoeden van de rechtstreeks betrokken bewoners.

Op vraag van de Vlaamse Regering zal ook een deel van de verbinding ondergronds worden aangelegd met een tunnel onder het Boudewijnkanaal. Maar het hele traject ondergronds uitbouwen is financieel en technisch niet haalbaar.»

Een bovengrondse 380kVverbinding kan een grotere capaciteit transporteren en is betrouwbaarder en dus zekerder dan een ondergrondse verbinding. Bovendien is een ondergrondse 380kV verbinding tot 10 maal duurder dan een bovengrondse verbinding. Daarnaast tracht Elia waar mogelijk bestaande verbindingen te hergebruiken om de impact te beperken.

Raad van State
Tegen het Stevin-project zijn momenteel nog beroepen bij de Raad van State hangende. Ilse Tant: «Het is belangrijk om het belang van Stevin voor de bevoorradingszekerheid en economische ontwikkeling van ons land uit te leggen. Mocht de Raad van State het door de Vlaamse Regering afgeleverde ruimtelijk uitvoeringsplan vernietigen, zal dit niet alleen de ontwikkeling van de windmolenparken maar ook het energie- en klimaatbeleid in het gedrang brengen.

Elia zou helemaal opnieuw moeten beginnen: zoeken naar een nieuw traject voor de hoogspanningsmasten en een nieuwe lokatie voor het hoogspanningsstation en de vergunningen hiervoor aanvragen. Een proces dat al gauw vier à vijf jaar in beslag neemt, waardoor de innovatiesector rond de offshore windenergie riskeert elders te investeren dan in België, en er ook geen bijkomende werkgelegenheid wordt gecreëerd in West-Vlaanderen.»

Elia gelooft naar eigen zeggen vast in het Stevin-project en werkt ondertussen naarstig verder aan de voorbereidingen voor realisatie. De netbeheerder hoopt volgend jaar met de werken van start te gaan.

Nemo-project
Hierboven werd ook even de verbinding met Groot-Brittannië, het Nemo-project, aangehaald. Dit project omvat een onderzeese kabel tussen Zeebrugge en Richborough in het Verenigd Koninkrijk, samen met een conversiestation in elk land.

De capaciteit van de kabel tussen de betrokken landen bedraagt ongeveer 1.000 MW - het equivalent van een kerncentrale - en de geografische lengte offshore is 130 km, waarvan ook een gedeelte in de Franse territoriale wateren. Het project wordt gerealiseerd in samenwerking met National Grid, de Engelse netbeheerder, en zou in 2018 operationeel moeten zijn.

Ilse Tant legt uit: «Met Nemo kunnen wij de energieoverschotten naar het VK transporteren en vice versa. Import en export van elektriciteit met Engeland zal dus mogelijk zijn. Gezien de onderzeese leiding echter via gelijkstroom werkt, is een conversiestation aan beide kusten noodzakelijk om de transitie naar wisselstroom te maken.»

Concreet betekent dit dat, mocht Stevin (en dus de aansluiting van de Nemo-verbinding via het conversiestation dat naast het hoogspanningsstation Stevin zal komen) niet gerealiseerd worden, België die nieuwe internationale interconnectie niet zou kunnen verwezenlijken.

Een gemiste kans voor de bevoorradingszekerheid in ons land, gezien het Verenigd Koninkrijk in de nabije toekomst ook talrijke offshore windmolenparken in de Noordzee plant.In elk geval gelooft Elia dat offshore een deel van dé toekomst is en dat het uitermate belangrijk is om het netwerk op deze hernieuwbare energiebron af te stemmen. Vooral de internationalisering blijkt een groot aandachtspunt te zijn.

Ilse Tant: «Veel landen zijn bezig met concrete plannen om offshore in de komende jaren te installeren, zo ook in Duitsland, Denemarken, Nederland,... Wij ook en we kijken ook nog verder en bestuderen wat de mogelijkheden zijn voor de periode 2020-2030.»

Frank Vandenberghe onderstreept de internationale ambities: «Het is de ambitie van de Elia-groep om voortrekker te zijn op het vlak van offshore energienetten. Dankzij onze Duitse dochter 50Hertz hebben we reeds heel wat ervaring opgedaan die we nu in België willen toepassen voor het BOG en het Nemo project.»

En ook buiten Europa is de Elia-groep zijn marktpositie aan het opbouwen. Zo is het bedrijf via zijn Consultancy & Engineering-afdeling actief betrokken bij de ontwikkelingsfase van het Atlantic Wind Connection-project, een Amerikaans offshore netwerk voor kust van New Jersey, Delaware, Maryland en Virginia.

Dit project in samenwerking met onder meer Google, zal het mogelijk maken om tot 7.000 MW aan offshore windenergie naar het net van PJM (een regionale transmissieorganisatie of RTO) te vervoeren. Het is een manier voor de Elia-groep om zijn kennis inzake offshore transport uit te bouwen.

Hier ligt immers de toekomst voor de uitbouw van een Europees netwerk. Niet alleen omwille van het toenemend aandeel van offshore energie, maar ook omdat het naar verluidt 'steeds moeilijker wordt om bovengrondse hoogspanningslijnen in te plannen'.


(foto's: Elia, C-Power, Fabricom)
door Els Jonckheere, Engineeringnet

Kadertekst:
Windmolenpark op Thornton-bank voltooid

Installatie 54ste windturbine op Thornton-bank markeert voltooiing project: «Een project van vallen en opstaan, pionieren en doorzetten», stelt C-Power CEO Jaak Rutten.
De constructie van het 325 MW offshore windpark van C-Power op de Thornton-bank ging al in 2008 van start met de installatie van zes turbines van 5 MW. Die eerste fase was eigenlijk een pilootproject (en dat overigens al sinds 2009 volop elektriciteit produceert).

Het belangrijkste constructiejaar was 2012: toen werden een tweede zeekabel, een offshore transformatorstation en dertig turbines van 6,15 M geïnstalleerd, de grootste capaciteit ooit ter wereld zo ver op zee. Op 3 juli werd de 54ste turbine gemonteerd. «Het offshore windpark is bij deze voltooid!», meldde een terecht fier C-Power. Vanaf september zullen alle turbines naar verluidt op volle capaciteit draaien.

Daarmee is een uitdagende engineering- en constructieproject tot een goed einde gebracht. Dat was, zeker bij de aanvang, alles behalve evident. De technische uitdagingen waren enorm. Maar het heeft de betrokken bedrijven – het consortium THV Seawind (joint venture tussen Dredging international en Fabricom), REpower Systems, ABB en de Haven van Oostende - géén windeieren gelegd. De Belgische engineeringkennis en -ervaring staan vandaag wereldwijd te boek als top-of-the-bill, en gelden als referentie om internationale projecten binnen te halen.

Ongeacht de directe ROI van het project op zich, goed voor een totale investering van 1,3 miljard euro, is dat een indirecte ROI die kan tellen en nauwelijks te becijferen valt, daarover is iedereen het eens.