ENGINEERINGNET.BE -- Het laatste overblijvende exemplaar van de 'grote Congoboten', de Georg Büchner / Charlesville is naar alle waarschijnlijkheid roemloos aan zijn einde gekomen. De Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie – VVIA - volgt het nieuws op de voet en meldt dat het schip 'vermoedelijk' gezonken is.
De vereniging baseert zich op een bericht van de Poolse zeereddingsdienst, met volgende inhoud: "HULL OF A SHIP WITH A LENGTH OF 154 M SANK" en het feit dat een Poolse kustwachter werd opgemerkt op de plaats waar de Charlesville zich op dat ogenblik bevond. Bovendien begon de sleper op een bepaald tijdstip 'rare bewegingen' te maken, aldus de vereniging.
Het schip is - of was - de laatste bestaande combi-liner, een pakketboot die zowel goederen als passagiers vervoerde. Hij werd gebouwd voor de befaamde Belgische scheepvaartmaatschappij Compagnie Maritime Belge en onderhield in de jaren 1950 en 1960 de regelmatige verbinding tussen Antwerpen en Matadi in het voormalige Belgisch Congo.
In 1967 werd de boot verkocht aan de Oost-Duitse 'VEB Deutsche Seerederei' en onderhield hij de verbinding met Cuba, later functioneerde hij als opleidingsschip voor de handelsvloot en tenslotte werd het overgedragen aan een vereniging. Deze baatte het enkele jaren uit als jeugdherberg in de Duitse stad Rostock.
In de loop van vorig jaar kwam deze vereniging in financiële moeilijkheden en werd in maart failliet verklaard.
Ondanks diverse pogingen van allerlei instanties en organisaties om de Charlesville als industrieel erfgoed voor het nageslacht te bewaren, werd het schip eind vorige week op sleeptouw genomen om te worden verschroot.
Zelfs Duitse musea en erfgoedorganisaties kregen naar verluidt geen toestemming om de belangrijkste onderdelen, zoals meubilair, de schilderijen aan boord, de historische nautische onderdelen zoals de uitrusting van de brug,... te verwijderen voordat het vernietigd zou worden. Het is immers verboden om onderdelen te verwijderen van een wettelijk beschermd monument', aldus VVIA.
Het stadsbestuur van Rostock liet van zijn kant in een eerste reactie weten dat het schip 'voor de afvaart grondig geïnspecteerd was'.
