• 15/04/2013

‹Geen groei zonder productiviteit, geen productiviteit zonder investeringen›

Bij publicatie van laatste rapport van Nationale Bank iste weinig aandacht geschonken aan stilvallen van productiviteit van onze economie. Door Paul Soete en Frank Vandemarliere van Agoria.

Trefwoorden: #nbb, #paul soete, #productiviteit, #soete, #vandemarliere

Lees verder

Columns

( Foto: Agoria, Paul Soete )

ENGINEERINGNET.BE - Zoals Herman Daems (‘Nieuwe productiviteit kan enkel komen van nieuw ondernemerschap’ in De Tijd van 11/4/2013) terecht opmerkt, werd er bij de publicatie van het laatste rapport van de Nationale Bank (NBB) veel te weinig aandacht geschonken aan het stilvallen van de productiviteit van onze economie.

Daardoor blijven economische groeicijfers van 2 procent, nodig om onze welvaartstaat te financieren, verder weg dan ooit. Hoe de productiviteit en het groeipotentieel van ons land dan aanzwengelen? Uiteraard is ondernemerschap de sleutel tot meer groei, maar dat kan enkel via een beter investeringsklimaat en arbeidsmarktbeleid. Agoria levert enkele voorstellen.

Uit onderstaande grafiek van de NBB blijkt dat de potentiële economische groei voor België piekte eind jaren 80 met 2.6% door hoge investeringen en een sterke productiviteitsstijging. Ondertussen vlakte de groei af, vooral door de dalende investeringen en het stilvallen van de productiviteitsstijging. De werkgelegenheid in ons land blijft nog enigszins op peil in belangrijke mate door de creatie van gesubsidieerde banen.

Waarom hebben we ons groeipotentieel verloren? Wanneer het aantal werkenden ongeveer constant blijft, moet de groei komen van een toename van de productiviteit. De geforceerde desindustrialisering van ons land speelt daarbij een grote rol.

In een goed draaiende economie sluiten enkel de bedrijven met de laagste productiviteit en leiden herstructureringen dus eerder tot een toename van de productiviteit. Bij ons niet. Veel ontslagen vallen in deelsectoren met een hoge productiviteit om kosten- en belastingsredenen. De ontslagen werknemers worden daarna tewerkgesteld in sectoren zonder grote productiviteitsgroei.

Dit blijkt uit cijfers van het planbureau waarnaar de NBB in zijn jaarverslag naar verwijst. Daaruit blijkt dat de dienstensector in ons land globaal nog niet in staat is om een bevredigende groei van de productiviteit te realiseren.

De productiviteit in de dienstensector ligt gemiddeld lager dan in de industrie en bovendien groeit zij bij ons nauwelijks. Vooral de productiviteitstijging door innovatie, beter management en marktorganisatie blijft achter.

In de industrie nam die totale productiviteit nog toe, zij het minder dan bij onze partners. Maar in de Belgische dienstensector in het algemeen boert ze gewoon achteruit. We slagen er dus helemaal niet in om banen die vrijkomen in herstructurerende industriële bedrijven om te zetten in hoogproductieve dienstensectoren zoals bijvoorbeeld ICT.

Daardoor leidt elk werkgelegenheidsverlies in de industrie bijna automatisch tot een verlies aan potentiële economische groei.

Ons arbeidsmarktbeleid stimuleert de productiviteitsgroei niet. Uiteraard moet het arbeidsmarktbeleid jobcreatie als doel hebben, maar op lange termijn. Zet dan ook in op de creatie van hooggeschoolde jobs die de productiviteit van onze economie ten goede komen.

Bij werkgelegenheidsmaatregelen wordt echter steevast te weinig rekening gehouden met het aspect van productiviteit. Kijken we maar naar het debat over lastenverlagingen. Meestal wordt gepleit voor een maximale werkgelegenheidsimpact door te focussen op de verlaging van de lasten op lage lonen. Maar dat de impact op de economische groei op termijn dan lager is en de gemiddelde arbeidsproductiviteit niet stijgt, blijft buiten beschouwing.

Wat ook verontrust in het rapport is dat de NBB geen maatregelen aanbeveelt, ondanks de duidelijke vaststelling dat de bijdrage van investeringen tot de groei daalt. Er wordt verondersteld dat de investeringen wel automatisch zullen aantrekken als ook de economie dat doet.

Uiteraard zullen de investeringen deels opnieuw aantrekken als de conjunctuur verbetert. Maar als de ondernemingsfiscaliteit in België zo hoog is dat de rendabiliteit van de productie van goederen en diensten niet gegarandeerd is, dan blijft dat herstel beperkt. Niet voor niets komen de jaren met de hoogste potentiële economische groei overeen met de periode van de uitgebreide investeringsaftrek.

Waarom dan die investeringsaftrek niet herinvoeren? Reële investeringen, zowel in uitrusting, ICT, innovatie en R&D gaan steevast gepaard met productiviteitsverbeteringen. De vennootschapsbelasting moet dus opnieuw vooral de winstgevendheid van die materiële en immateriële investeringen in ons land promoten.

Dat zal, veel beter dan een groot deel van de subsidies de productiviteitsgroei stimuleren. Ook de notionele interestaftrek kan hierbij een belangrijke rol blijven spelen. Beloon diegenen die investeren en risico nemen door de overdraagbaarheid van de notionele interestaftrek te herstellen voor bedrijven die investeren. Het merendeel van de bedrijven die gebruikmaken van de notionele interestaftrek, investeren hier en creëren jobs. Voor hen moet de notionele interestaftrek onze recordaanslagvoet blijven compenseren. Het blijft een belangrijk instrument om de winstgevendheid van investeringen te verhogen.

De toename van de productiviteit was de belangrijkste motor van ons groeipotentieel toen wij nog een groei boven de twee procent kenden. Als we onze welvaartsstaat willen overeind houden, moeten we het groeipotentieel van onze economie terug opvoeren. De overheid zou dan ook bij elke maatregel een productiviteitsimpactanalyse moeten uitvoeren.


Door Paul SOETE, CEO Agoria en Frank VANDERMARLIERE, Algemeen adviseur Agoria